Op deze pagina vind je antwoorden op veelgestelde vragen over het thema Relaties en Seksualiteit.
De belangrijkste doelstelling van seksuele en relationele vorming is: leerlingen vanaf jonge leeftijd begeleiden en ondersteunen in hun seksuele (en relationele) ontwikkeling en hen leren seksueel en relationeel verantwoorde keuzes te maken. Dit geldt ook voor leerlingen in het speciaal onderwijs. Ook zij hebben vragen over seksualiteit en vertonen seksueel gedrag. Ze gaan relaties en vriendschappen aan en worden verliefd. Ook doen ze hun eerste ervaringen op met seksualiteit. Ze verschillen hierin niet van leerlingen in het reguliere onderwijs. Op een aantal punten verschillen deze leerlingen wel van hun leeftijdsgenoten. De leerlingen in het (v)so speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs
- zijn extra kwetsbaar voor seksueel misbruik;
- kunnen moeilijker informatie over seksualiteit vinden vanwege hun beperking;
- ervaren vaker problemen in de communicatie met anderen (volwassenen en leeftijdsgenoten);
- zijn minder autonoom en hebben minder privacy;
- hebben een kleiner sociaal netwerk.
Seksuele vorming draagt bij aan persoonlijke groei, een positieve seksualiteitsbeleving en bevordert het welzijn en de seksuele gezondheid. Ook draagt seksuele vorming bij aan het voorkomen van problemen, zoals (online) seksuele grensoverschrijding en ongewenste zwangerschap.
Ouders en verzorgers zijn soms te laat met het geven van voorlichting. Sommige ouders en verzorgers vinden het nog niet nodig om het onderwerp seksualiteit aan te kaarten. Ze gaan ervan uit dat hun kind nog niet met seks bezig is. Daarnaast vinden sommige ouders en verzorgers het lastig om hierover met hun kind te praten. Verder geven ouders en verzorgers niet altijd de juiste informatie. Ook daarom is het belangrijk dat leerlingen goed worden voorgelicht en dat ze betrouwbare informatie krijgen. Daarom is het belangrijk dat de school seksuele en relationele vorming geeft.
De meeste ouders en verzorgers zijn er blij mee. Ook zijn veel ouders en verzorgers blij dat de school hen informatie geeft en dat ze de kans krijgen om hier met andere ouders en verzorgers over te praten. Soms krijgen scholen negatieve reacties van ouders en verzorgers. Bijvoorbeeld omdat ze zelf graag thuis seksuele voorlichting willen geven. Of omdat ze bang zijn dat de school met deze lessen seksueel gedrag bij hun kind aanmoedigt. De school kan negatieve reacties wegnemen door ouders en verzorgers vroegtijdig te informeren over relationele en seksuele vorming op school en te benadrukken dat het gaat om het weerbaar maken van de leerlingen, zodat deze zelf (later) verstandige keuzes kunnen maken en hun grenzen en wensen kunnen aangeven.
Leraren die het lastig vinden om seksualiteit te bespreken in de klas, kunnen veelal een lerarenworkshop volgen van de GGD (Gemeentelijke gezondheidsdienst ) in hun regio. Het blijkt dat leraren hierdoor minder schroom hebben en enthousiast raken om met de lessen aan de slag te gaan. De Gezonde School-adviseur van jouw regionale GGD kan adviseren en ondersteunen bij de uitvoering van de Gezonde School-aanpak op dit thema. Ook kunnen leraren tips vinden op de website Seksuelevorming.nl.
Deze pagina is tot stand gekomen in samenwerking met Rutgers en Soa Aids Nederland.