Op deze pagina vind je veelgestelde vragen over het starten met het thema Welbevinden en wat de school kan doen als de sociaal-emotionele ontwikkeling stagneert.

Sociaal-emotioneel welbevinden staat voor een positieve geestelijke gezondheid, bepaald door optimisme, geluk, vitaliteit, veerkracht, gevoel van betekenis hebben, eigenwaarde, ervaren van ondersteuning uit de omgeving en het goed weten om te gaan met de eigen emoties. Een goed of slecht welbevinden heeft invloed op het dagelijks leven.

Een goed welbevinden op school zorgt voor betere studieresultaten. Zo is er minder sprake van uitval, meer rust in de klas en een een hoger studietempo. De school kan het welbevinden van leerlingen bevorderen door met jongeren aan sociale competenties te werken. De puberteit is een belangrijke periode voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren tot evenwichtige volwassenen. Vrienden worden belangrijker en sociale vaardigheden, weerbaarheid en het zelfbeeld ontwikkelen zich sterk in deze fase. Sociaal-emotionele ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar bepalen elkaars kwaliteit.

Bekijk ook de factsheet Bevorderen van het psychisch welbevinden op school. Wat werkt?

In een positief schoolklimaat voelen leerlingen zich thuis en betrokken, gaat men met respect met elkaar om en kunnen leerlingen zich sociaal, weerbaar maar ook kwetsbaar opstellen, voelen zij zich gezien en geaccepteerd en hebben zij het gevoel erbij te horen. In een positief en veilig schoolklimaat zijn duidelijke gedragsregels geformuleerd en wordt actief gereageerd op sociaal onveilige situaties en ongewenst gedrag zoals pesten.

Begin bij de basis. Sociaal-emotionele problemen zoals gedragsproblemen en pestgedrag zorgen binnen een school voor veel overlast en een vervelende werksfeer. Vaak is er veel aandacht voor het bestrijden van de overlast en minder op het voorkomen daarvan. Om sociaal-emotionele problematiek te voorkomen en aan te pakken is het verstandig te investeren in een preventieve aanpak. Een algemene, universele aanpak die bestemd is voor alle leerlingen uit een groep of school kan bijvoorbeeld bestaan uit een effectief georganiseerd klassenmanagement, een regelsysteem voor een rustig werkklimaat en het gebruik van een programma voor sociale en emotionele competenties zoals Kanjertraining. Om het meeste effect te behalen, is het van belang om op alle vier pijlers (educatie, signaleren, schoolomgeving en beleid) in te zetten.

Kijk waar jouw school al staat op dit thema aan de hand van de checklist Welbevinden op school.

Ook schoolmedewerkers spelen een cruciale rol in het bevorderen van een positief pedagogisch klimaat. Docenten moeten voorbeeldgedrag laten zien en zichzelf ook aan de school- en gedragsregels houden.

Als de sociaal-emotionele ontwikkeling stagneert kunnen jongeren sociaal-emotionele problemen krijgen. Er zijn drie soorten sociaal-emotionele problemen:

  1. Emotionele problemen: angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens, psychosomatische klachten.
  2. Gedragsproblemen: agressief gedrag, onrustig gedrag, delinquent gedrag.
  3. Sociale problemen: problemen met contacten met anderen.

Extra ondersteuning

Voor sommige leerlingen is een aanpak op schoolniveau niet genoeg. Het gaat om leerlingen die meer dan anderen het risico lopen om problemen te ontwikkelen. Deze leerlingen hebben een meer gerichte en intensieve aanpak nodig. De school kan extra hulp bieden aan leerlingen met eenzelfde of vergelijkbare beginnende problematiek. Denk aan faalangstreductietraining, competentietraining of het programma Vrienden.

Intensieve aanpak

Enkele leerlingen hebben langdurige of ernstige problemen. Zij zijn gebaat bij meer onderzoek, een goed handelingsplan en goede hulp, bijvoorbeeld door een verwijzing via de jeugdgezondheidszorg.

Ongeveer 15% van leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft last van emotionele en gedragsproblemen, waarbij sommige groepen extra kwetsbaar zijn. Denk aan leerlingen die regelmatig gepest worden, kinderen van gescheiden ouders, kinderen van ouders in (v)echtscheiding, leerlingen die een vorm van mishandeling meemaken, leerlingen die in armoede opgroeien of die traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt door een vluchtverleden.

Uit recent promotieonderzoek blijkt dat Veiligheid en affectie de belangrijkste aspecten zijn die bepalen of leerlingen zich prettig voelen, gemotiveerd zijn voor school en goed presteren. Onderwerp van onderzoek waren onder andere basisschoolleerlingen die gepest worden, minder vrienden hebben, vaker afgewezen worden, en niet of minder populair zijn dan andere leerlingen. Zij blijken vaak slechter te presteren op school. Vooral wanneer is sprake is van drie of meer negatieve vormen van contact lijden betrokkenheid, motivatie en prestaties daaronder. Leerkrachten moeten daarom naast het academisch functioneren ook oog hebben voor de sociale relaties en het welzijn van leerlingen, om een gezonde ontwikkeling van de kinderen te stimuleren (Gremmen, 2018).

De meeste volgsystemen maken een helder onderscheid tussen verschillende emoties, het gedrag en het algeheel welbevinden. Veranderingen bij een leerling worden goed zichtbaar door wisselingen in scores. Maar ook sluimerende problemen komen eerder aan het licht. Druk gedrag zorgt voor onrust in de klas en daar doe je als docent vaak al wat mee. Leerlingen die zich terugtrekken vallen minder op, maar hebben mogelijk even grote problemen die sluimerend aanwezig zijn. Veel volgsystemen geven aanwijzingen voor handelen: wat kan ik doen wanneer een leerling opvalt? Daarbij zijn de eerste stappen door de docent belangrijk. Overige signaleringsinstrumenten die je gebruikt kunnen overigens ook helpen bij de beeldvorming van een leerling, zoals de resultaten van de veiligheidsmonitor en het verzuimgedrag.

Als je meer zicht wil krijgen op de sociale structuur in een groep kun je leerlingen een sociogram laten invullen. Dat is een objectievere weergave dan jouw eigen observaties. Het brengt nieuwe inzichten. Leerlingen geven aan met wie ze veel omgaan, met wie niet, met wie ze graag bevriend zijn en met wie niet of met wie ze wel of niet willen samenwerken. Het kan bloot leggen wie er populair zijn, wie een positieve kracht kan zijn, maar ook wie geïsoleerd zijn. Leerlingen hebben daarnaast een beeld van hoe anderen hen zien: hun sociale identiteit. Meer informatie is te vinden via Wij-leren.nl.